Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Spreek tot de kinderen Israels: wanneer een man of een vrouw iets van enige [8]menselijke zonden gedaan zullen hebben, overtreden hebbende door overtreding tegen den HEERE, zo is diezelve [9]ziel schuldig. 8. Hebreeuws, zonden des mensen. Versta, de zonde, die de mensen begaan uit menselijke zwakheid, voortkomende uit de aanklevende verdorvenheid der natuur. Vergelijk Lev.5:2,3; en wordt dit vergrijp gesteld tegen de zonde, die uit moedwil geschiedt en met opgeheven hand, onder, hfdst.15 vs.30; of, versta, de zonde, die geschiedt naar de wijze der mensen, die van nature zeer tot de zonde genegen zijn. Anders, zonden des mensen; dat is, tegen enig mens of den naaste begaan. 9. Dat is, persoon. Zie Gen.12:5.